Het is vandaag precies 103 jaar dat Estland voor het eerst onafhankelijk werd van Rusland. Deze dag, Iseseisvuspäev wordt in Estland uitgebreid gevierd, en wordt gezien als de geboortedag van de republiek. Deze dag mag niet verward worden met “taasiseseisvumispäev”, welke op 20 augustus valt. Dan wordt namelijk de in 1991 herwonnen onafhankelijkheid gevierd.
Terug naar 1918. Toen de tsaar was afgezet, wisten Estse politici snel een wetsontwerp in te dienen bij de Russische voorlopige regering die onder leiding stond van Aleksandr Kerenski. In dit voorstel werd zelfbestuur voor Estland geregeld. Kerenski ging niet direct akkoord, maar kon de demonstraties niet negeren. Uiteindelijk ging Rusland wel akkoord, en werd in Estland de Maapäev gekozen.
De Maapäev zou diverse zaken in het autonome Estland gaan regelen, maar de politieke situatie in Rusland zorgde voor beren op de weg. De Bolsjewieken kwamen aan de macht en zetten de Maapäev in november 1917 buitenspel. Ondertussen rommelde het ook aan de andere kant van Europa. Het Duitse leger rukte op en kwam in februari 1918 gevaarlijk dichtbij. Terwijl de Sovjet-Unie bij de vrede van Brest-Litovsk de Baltische staten hadden overgedragen aan de Duitsers, die er grootse plannen mee hadden, hadden de Esten zelf heel andere ideeën.
Op 24 februari 1918 riepen Konstantin Päts, Jüri Vilms en Konstantin Konik de Maapäev bijeen om de onafhankelijkheid uit te roepen. De inkt op de onafhankelijkheidsverklaring was nog niet droog, of de Duitsers vielen Estland binnen en interneerden de complete Estse leiding. De Duitsers wilden de Baltische staten samenvoegen tot een Baltisch hertogdom, dat geleid zou worden door de Baltisch-Duitse adel. De plannen gingen niet door, omdat Duitsland capituleerde.
Daarmee was de onafhankelijkheid nog steeds geen voldongen feit. Na het vertrek van de Duisters, waren de Sovjets weer terug. Tussen november 1918 en 1920 werd een felle strijd geleverd. In december 1918 viel rond Kerst de hoofdstad bijna in handen van het Bolsjewistische leger. Een vrijwilligersleger werd opgericht en kreeg onder andere hulp vanuit Finland.
In februari 1919 was het de Esten gelukt om het Bolsjewistische leger van het complete Ests grondgebied te verjagen. Ook Noord-Letland was deels bevrijd, al kwam het daar in juni 1919 nog tot een veldslag bij Cēsis. Daar probeerde de Baltische Landeswehr terrein te winnen om tot een grote Baltische staat te komen. Deze overwinning wordt in Estland nog altijd gevierd als “võidupüha” op 23 juni.
Ondertussen speelde nog een probleem. Een anticommunistisch leger probeerde vanuit Estland Petrograd te veroveren. Dit leger opereerde wel vanaf Ests grondgebied, maar erkende de onafhankelijkheid niet. Het leger werd vervolgens verslagen door het Bolsjewistische leger, dat vervolgens tevergeefs koers zette naar Estland. Het lukte hen echter niet om Estland te heroveren.
Na nog enkele mislukte pogingen, besloot Lenin vrede te sluiten. In februari 1920 werd de Vrede van Tartu getekend, en keerde de rust terug omdat de Sovjet-Unie de onafhankelijkheid van Estland erkende. Aan deze situatie kwam op 23 augustus 1939 een einde, nadat het Molotov-Ribbentroppact werd gesloten, Estland werd toegekend aan de Sovjet-Unie; net als Letland en Litouwen. Het wantrouwen was groot, van beide zijden. Estland had de Vrede van Tartu nog in het geheugen, de Sovjet-Unie bespeurde een anti-Sovjethouding. Toen dit in juni 1940 dreigde te escaleren, ging Estland overstag om een bloedbad te voorkomen. De eerste Sovjet-bezetting was een feit.
In Estland staat op Vabaduse Väljak, het Vrijheidsplein, ter nagedachtenis van deze vrijheidsstrijd een monument, dat zowel overdag als ’s avonds niet te missen is. Op dit plein worden tot op de dag van vandaag zowel feesten gevierd als herdenkingen gehouden.