Sinds de zomer zijn in het straatbeeld van Tallinn nieuwe trams te zien. De voertuigen van het merk PESA vervangen een deel van de oude trams. Geheel volgens traditie zijn de eerste vier trams nu voorzien van een naam.
Speciaal voor de gelegenheid is een commissie opgericht die zich gaat bezighouden met de naamgeving van de nieuwe trams. Voor de eerste vier trams is gekozen om ze te vernoemen naar personen die een grote bijdrage hebben geleverd aan de industriële ontwikkeling van Tallinn. De trams, met de wagennummers 521, 522, 523 en 524 zijn respectievelijk vernoemd naar Rotermann, Luther, Krull en Lorup.
Rotermann is voor toeristen mogelijk de bekendste naam. Een stadsdeel, nabij het centrum, is vernoemd naar Christian Barthold Rotermann. In deze wijk, die tegenwoordig Rotermanni Kvartal heet, bouwde hij stoomfabrieken waar hij onder andere pasta en brood produceerde. Enkele jaren later breidde hij zijn imperium uit door auto’s te importeren. Uiteindelijk werkten ruim 200 mensen bij zijn bedrijf. Zodra de tramverbinding naar de haven in gebruik wordt genomen, is het mogelijk om met een Rotermann-tram naar de gelijknamige wijk te rijden.
Martin Christian Luther erfde in 1914 een houtbewerkingsfabriek van zijn vader. Het bedrijf, AS AM Luther, groeide uit tot het grootste in Estland in deze sector. Het bedrijf bewerkte hout, maar maakte ook meubels, koffers, hoedendozen en manden. Veel werd geëxporteerd naar het buitenland. Toen de export in de jaren ’30 aanzienlijk afnam, richtte het bedrijf zich op de binnenlandse markt. Luther richtte zich toen voornamelijk op meubilair.
Franz Krull was actief in de metaalindustrie. Hij richtte zijn bedrijf in 1865 op in Narva, maar verhuisde tien jaar later al naar Tallinn. Het bedrijf had een breed scala aan producten, zo maakte Krull boilers, gereedschappen en stoommachines. Na de Eerste Wereldoorlog legde het bedrijf zich toe op de productie van landbouwmachines, persen en locomotieven. Eind jaren ’30 was het bedrijf uitgegroeid tot het grootste metaalverwerkingsbedrijf van Estland. Naar schatting werkten er ruim 900 mensen.
Johannes Lorup blies in 1924 de Estse glasindustrie nieuw leven in. Lorup huurde de Meleski glasfabriek, die na de Eerste Wereldoorlog was stilgelegd. De productie verhuisde in 1934 naar de wijk Kopli in Tallinn. Al een jaar later Lorup marktleider in Estland. De verkoop van glas nam een enorme vlucht toen het bedrijf een kristallijn startte. De fabriek produceerde in de jaren erna talloze producten, waaronder drinkglazen, asbakken, peper- en zoutstellen, karaffen, vazen en schalen.