In onvervalst en onverstaanbaar Vlaams vuurde hij de ene na de andere vraag op ons af. Dit bleek een mooie gelegenheid te zijn om te doen alsof wij hem niet verstonden. Deels was dat waar. Het volgende station liet lang op zich wachten, voor ons gevoel. Groot was onze vreugde op het moment dat hij uitstapte, en nog éénmaal zijn hand opstak om ons te groeten. We zullen nooit weten wat deze man voor zijn treinreis had gebruikt.
Bij aankomst in Antwerpen bleek de hal van het station vrij groot te zijn. Meerdere verdiepingen, talloze sporen op die verdiepingen en een flink aantal broodjes- en uiteraard diamantzaken, vulden de hal. Het kiezen van een geschikt broodje bleek lastiger dan verwacht. Zelfs onze royale overstaptijd kwam in het gedrang, waardoor we met een ietwat prijzige panini naar het juiste spoor moesten rennen.
De trein, die ongetwijfeld op andere zondagen in het Spoorwegmuseum staat, voerde ons langs bijzondere stations, waarbij je je afvraagt waarom op die plek eigenlijk een station te vinden is. De namen Luchtbal en Kijkuit spraken tot de verbeelding. Naar mate de grens in het vizier kwam, werd ook de trein steeds voller. Het was duidelijk dat we bijna thuis waren.
Met nog twee keer overstappen in de planning, en een voorspoedige serie ritten achter de rug, kon er haast niks meer mis gaan. Tot ‘s-Hertogenbosch ging het zonder meer goed. Op het moment dat de trein volstroomde met geïrriteerde mensen, bleek dat het elders minder goed was gegaan. Een moeder en vrij stevige dochter wurmden zich naast ons. De dochter naast mij, waardoor ik in Utrecht blij was dat ik uit mocht stappen.
Zonder enig gevoel in mijn been, strompelde ik de trein uit. Het liften bleek niet het moeilijkste van dat weekeinde, de treinreizen hadden me letterlijk gesloopt, maar we hadden het overleefd.