De volgende dag begint rustig. Niet heel vreemd, na twee lange reisdagen waarin we ruim 1400 kilometer hebben overbrugd. We besluiten om voor de lunch richting Kenmare te gaan. Boodschappen hadden we immers nog niet gedaan, en in Kenmare zitten alle grote supermarkten redelijk dicht bij elkaar.
Hoewel Neidín, zoals de Ieren Kenmare noemen, slechts 40km van Castletown verwijderd ligt, duurt de rit ernaartoe toch ruim een uur. De vele bochtige wegen met snelheidslimieten die nooit gehaald zullen worden, gecombineerd met langzaam verkeer en ontzettend veel fietsers. Bovengemiddeld veel fietsers zelfs, die op sommige punten met hun leven lijken te spelen.
In Kenmare is het beduidend rustiger dan anders. Er is geen levendige markt, enkel het hotdogkraampje is aanwezig. Ook de verkeersdrukte is afgenomen en de straten zijn leger dan normaal. Een ander opvallend punt is dat er vrijwel geen toeristen lijken te zijn. Normaal gesproken wemelt het hier van de Nederlanders en moet je oppassen met wat je zegt. Nu is het enkel uitkijken bij de Aldi, waar de teamleider van de kassa-afdeling een wel heel Nederlandse naam blijkt te hebben.
Ook de terugrit duurt een uurtje, al lijkt het veel langer door de wielrenners die bezit genomen lijken te hebben van de Ierse landwegen. Veel wegen zijn de afgelopen tijd flink opgeknapt, maar zijn daardoor misschien iets te fietsvriendelijk geworden. Echter zijn fietsstroken nog voorbehouden aan steden als Cork en Dublin. Gelukkig deelt het Ierse ministerie van Verkeer wel reflecterende hesjes uit.