Onze laatste vakantiedag, voor zover wij nog kunnen spreken van een vakantie, spenderen we in de buurt. Na een uitgebreide lunch in Castletownbere, waar we uiteraard weer volledig onderworpen worden aan een coronacontrole, rijden we nog een klein rondje in de omgeving. Hierbij slaan we Travaud niet over.
De weg naar dit piertje is smal, heel smal. Onze gehuurde auto past maar net tussen de bosjes, die de weg ernaar toe overwoekeren. Nu blijkt pas dat reguliere autospiegels niet alleen voor minder zicht zorgen, maar ook nog eens onpraktisch ver uitsteken.
Richting Travara, waar het water bijzonder hoog staat, hebben we meer ruimte. Door de laaghangende bewolking, die steeds meer naar mist begint te neigen, zien we weinig van de omgeving. Nog altijd is Travara een populaire plaats voor de lokale bevolking om te zwemmen of met de boot uit te varen. Op commercieel gebied draait Travara ook nog mee, zo blijkt. Voor het eerst in jaren zien we de grote loodsen in gebruik en ligt er een bijzonder grote boot in het kleine haventje.
Wanneer de avond valt, moeten we alles inpakken. Omdat we terugvliegen, hebben we flink moeten investeren in tassen, die ineens aan allerlei regels moeten voldoen. Dit hele gedoe toont maar weer aan dat vliegen binnen Europa eigenlijk totaal overbodig zou moeten zijn. Een keer vliegen tijdens een vakantie vind ik al te veel, laat staan twee. Dat we nu voor de derde keer in een vliegtuig moeten stappen is helemaal een verschrikking.
Desalniettemin zullen we ons braaf melden op het vliegveld, uiteraard nadat we de huurauto netjes hebben getankt en gestald. Hoewel de luchthaven op slechts twee uur rijden afstand ligt, moeten we alsnog extreem vroeg vertrekken. Ook dit is weer één van de prettige bijkomstigheden van een vliegvakantie, het veel te vroeg aanwezig moeten zijn op de luchthaven. Wat een feest…