Dat Estland last zou hebben van een hittegolf was ons helaas al bekend. Zelfs het nieuws opende ermee. Tegelijkertijd beseften we ook dat bijna alle huizen hier geschikter zijn voor een heel ander klimaat. Gelukkig houden dikke muren niet alleen de kou buiten, ook de warmte komt er moeilijker in. Wel wordt het allemaal wat benauwder waardoor slapen moeizaam gaat. Bijkomstig voordeel is dat we wel konden genieten van de typische “valged ööd”, ofwel de witte nachten waarbij de zon bijna niet ondergaat.
De volgende dag begint ook vrij warm. Na een snel ontbijt duiken we de stad in. Ons appartement is op steenworp afstand gelegen van Raekoja plats, het stadhuisplein. Op dat plein wordt in ieder geval elke woensdag een markt gehouden. Tijdens de zomer- en wintervakantie zijn er op gezette tijden extra markten. Zo ook deze dag.
De marktkramen worden bemand door aanbieders van handgemaakte souvenirs, maar ook in eigen beheer geproduceerde honing en worsten worden aangeboden. Het wandelen in de volle zon maakt het er niet prettiger op, waardoor we op zoek gaan naar wat schaduw. Die vinden we aanvankelijk op het terras van Kehrwieder. Niet veel later verkassen we naar binnen, maar omdat we daar tussen de knutselende Russische tieners terechtkomen, eindigen we in de kelder. Een kelder waar de wintertemperatuur nog is blijven hangen; een hele verademing.
Na de pannenkoeken treffen we Rong Toomas. Het toeristentreintje dat enkele jaren geleden zijn intrede deed, blijkt nog steeds te rijden. Nu is er zelfs personeel aanwezig dat de machinist helpt bij de kaartverkoop, zijn de bankjes gestoffeerd en rijden zelfs twee treintjes door de stad. Goede foto’s maken is er tijdens zo’n rit niet bij, gezien het middeleeuwse wegdek van Tallinn.