Wat betreft het weer hebben we dit jaar redelijk veel geluk. De onwijze plensbuien, met lokale wateroverlast tot gevolg, maken we mee vanuit de auto en tijdens de temperaturen boven de 28°C zitten we eveneens in de auto.
De stevige regenbuien die volgen nadat we onze huurauto hebben ingeleverd, lijken Tallinn alleen ’s nachts aan te doen. Als we de volgende ochtend vertrekken, herinneren enkel de grote plassen op straat hier ons nog aan. Het zorgt er gelukkig ook voor dat het minder warm is. Zodoende is het wandelen door de straten van Tallinn een stuk aangenamer.
In de middag staat een bezoek gepland aan het gebied rondom Linnahall. Het is voor mij een mysterieus gebouw. Het is nogal een vormeloze betonnen kolos aan het water en er zijn en bus- en tramhalte naar vernoemd. Daarnaast staat het al geruime tijd leeg. Voor mij is dat meestal een ongeschreven uitnodiging. Immers was het sanatorium in Tombeek ook een avontuur.
Met wat puzzelen lukt het om op plekken te komen, waar het publiek niet mag komen; ik sluit aan bij een rondleiding voor geïnteresseerde Esten. Het gebouw is behoorlijk vervallen; het is veel beton en ademt jaren ’70. De geur herken ik meteen, het is de geur die je tegemoet komt in oude betonnen sovjetflats. Naast de architectuur, is dat wellicht de tweede bevestiging dat dit een sovjetbouwwerk is.
Het gebouw staat al jaren te verloederen. Maar bij binnenkomst zit er nog wel een receptioniste bij de dienstingang. Via donkere gangen, want daglicht is er nauwelijks, komen we terecht in de catacomben van Linnahall. Hier treffen we de kleedkamers en douches voor artiesten, want na een korte wandeling staan we plots op het podium van het gebouw.
In de coulissen staat nog oude apparatuur die nergens meer op lijkt aangesloten. Enkel de basisverlichting brandt, waardoor de zaal met honderden lege stoffige stoelen, spookachtig aandoet. Aan de zijkanten van het toneel hangen nog beschilderde doeken met patronen uit de sovjettijd, blijkt. Ik ga niet kijken, want voor het eerst in 15 jaar kom ik een behoorlijk grote spin in Estland tegen.
Via de gangen onder de stoelen komen we bij de garderobe en foyer. Ook dit is een enorme ruimte, waar nog altijd ruimte is voor honderden jassen. Naast de foyer zijn de toiletten te vinden; ook deze stralen sovjettijd uit. Het is in de foyer en de gang naar de hoofdingang waar we voor het eerst weer daglicht zien. Aldaar komen we uit bij de receptie. De deuren naar buiten zijn niet meer te openen, ze zijn van buiten af ook niet meer te benaderen.
In de balie bij de receptie zit bijzonder vernuftig een trap verstopt, die ons weer naar beneden voert. Daar komen we weer aan in de donkere gang waar we binnenkwamen. Blijkbaar zitten de hoofdingang en dienstingang op dezelfde locatie in het gebouw, alleen dien je als bezoeker behoorlijk wat trappen te bedwingen.