Op de Chester Racecourse worden sinds, hetzij met wat noodzakelijke onderbrekingen, 1539 paardenraces georganiseerd. In al die jaren zal het evenement even groot geweest zijn. Met uitzondering van het parcours zelf, is het hele terrein begeven van mensen. Zoals verwacht in Engeland zijn er meer gokstands aanwezig, dan fish ’n chips-kraampjes.
Dat iedereen het paardenrennen enorm serieus neemt, blijkt uit het feit dat mensen er een hele dagtocht van maken. Zoiets wat wij hier met 5 mei en Koninginnedag zien in grote parken, zoals mensen met hele picknicksets, zie je daar tijdens het paardenrennen. Zeer bijzonder om mee te maken. Ook de enorme rijen bij de diverse gokhuizen die goed vertegenwoordigd zijn, zijn hier ondenkbaar.
Evenals de gedrevenheid van het 13-jarig meisje dat mij vrijwel helemaal doofschreeuwde toen ‘haar paard’, Cheshire Prince, de race dreigde te winnen. Toen hij dat deed, was ze helemaal niet meer te houden. Uiteraard lopen er ook wat vage figuren rond, zoals de man die op schoenen, een rare pruik en een string na, diverse toeschouwers en uiteindelijk de politie wist te beroeren. Even later had hij zijn normale kledij weer aan. En wonder boven wonder liepen er ook nog eens twee gothzusjes rond!
Chester zelf is ook een mooie stad. Als enige Engelse stad zijn bijna alle stadsmuren nog intact, en alleen al daarom is de titel Middeleeuwse Stad meer dan verdiend. Anderzijds hebben ook latere stijlen hun invloeden gehad, met als boventoon de Victoriaanse straten in de stad. Een ander mooi Victoriaans voorbeeld van architectuur is de Eastgate Clocktower, die pas 2 jaar na het diamanten jubileum van Koningin Victoria voorzien is van een klok. Op de Big Ben na, schijnt dit de meest gefotografeerde klok van het Verenigd Koninkrijk te zijn.
Ook zeer bezienswaardig zijn de straten rondom de Eastgate, die allen een laat-Victoriaanse uitstraling hebben. Daarnaast staan er bij de stadsmuren ook vele kleine huisjes die geheel in de stijl van de binnenstad zijn gebouwd. Hoewel er veel van deze huizen verloren zijn gegaan, wist men er uiteindelijk nog een aantal te redden en te restaureren. Tegenwoordig zijn ze weer in gebruik als woonhuis.