Na een stoelen-, dan wel zadeldans hadden we ineens een nieuw doel gevonden; een velopood, een fietsenmaker. In het bos vind je die in ieder geval niet, dus was het noodzakelijk om door te rijden naar de bewoonde wereld, die we via bospaadjes probeerde te vinden.
Na enkele kilometers vonden we een supermarkt en een tankstation. Helaas konden ze ons op geen van beide plekken verder helpen. Een behulpzame inwoonster van het dorpje kon dat wel, en stuurde ons richting een miniwinkelcentrum, waar een fietswinkel gevestigd zat. Een winkel die zelfs nog open was. De dame in de winkel sprak geen woord Engels, maar een lekke band is sprekender dan elk ander kapot onderdeel. Op een briefje schreef ze het bedrag in kronen, en over hoeveel minuten we de fiets weer konden ophalen.
20 minuten later en 90 kroon armer fietsten we weer richting bos. Een verkeerde afslag bracht ons op een begraafplaats. Eerst dacht ik nog aan een ongelukkig geplaatst monument voor een verkeersslachtoffer, maar die zet je meestal niet 500 meter het bos in, als het gemakkelijk naast de weg had gekund. Maar na nog wat meters waren we omringd door nog meer monumenten, die graven bleken te zijn.
De tweede poging om richting Maardu te rijden lukte wel, en ineens stonden we op een steenworp afstand van de “kerncentrale”. Een intrigerende toren waar we op dag twee in Tallinn naartoe probeerden te lopen, bleek op de fiets beter bereikbaar te zijn. De “kerncentrale” bleek een andersoortige energiecentrale te zijn. Naast de centrale lag, verscholen tussen de energiemasten, een kartbaan. Voor 100 kroon per persoon, kart je al 8 minuten. Dat is haast geen geld. Na 4 rondes in snikhete pakken tussen verbrand rubber gereden te hebben, verlieten we het industriegebied van Maardu.
Maardu Linn, het stadsgedeelte, lag ver verwijderd van de met olie gevulde pijpleidingen. Leidingen die om de paar honderd meter nog bewaakt worden door mannen in geïmproviseerde huisjes. Uiteindelijk vonden we alsnog een kruising, alwaar je richting Muuga of Uusküla/Kallavere kon rijden. Het laatste klonk het leukst, en bracht ons in Maardu, het stadscentrum dat uiteindelijk het keerpunt zou worden om, na een supermarktbezoek, terug te rijden naar Tallinn.
Na een paar kilometer poogde de zon onder te gaan, maar, zoals eerder vermeld, is dat haast niet mogelijk in deze tijd van het jaar in Estland. Een langdurige zonsondergang verlichtte de weg langs het industrieterrein op weg naar het hostel. Niet geheel overbodig, want straatverlichting is schaars. Traditiegetrouw namen we een verkeerde afslag, om uiteindelijk een enorm hoge telefoonmast tegen te komen. In Nederland zeer verboden terrein, dus hier waarschijnlijk niet veel anders. In de tussentijd had een hert de moeite genomen om te kijken wat voor volk besloten had hier te komen kijken. Zoals altijd blijven beesten stil staan, om snel weg te sprinten zodra je fototoestel gebruiksklaar is…