Met ons fietsavontuur nog vers in het geheugen, trekken we enkele dagen later weer zuidwaarts. Niet op de fiets, maar met de trein. Op Baltijaam stappen we in een willekeurige binnenlandse trein. Het blijkt de trein naar Pärnu te zijn.
We nemen plaats op de houten bankjes en wachten tot de conductrice ons een kaartje komt verkopen. Na een behoorlijke tijd stapt ze ietwat wankel het treinstel binnen en begint een warrig verhaal in het Engels. Uiteindelijk kopen we een enkele reis naar Pärnu.
Na tal van stops midden in de bossen, waar op loopafstand dorpen bleken te liggen, arriveren we 2 uur en driekwartier later in Pärnu. De trein terug zou al gauw vertrekken, maar dat vinden we zonde van deze lange reis. We gaan eerst de stad in.
Na een korte wandeling door de stad keren we terug naar het treinstation. Daar blijkt, tot onze grote schrik, dat de trein die we hebben zien vertrekken ook de laatste trein van de dag is geweest. Er ontstaat bijna paniek, totdat we ons de talloze hotels herinneren. De stad zit er vol mee doordat in de zomervakantie veel Finnen de oversteek wagen en daar verblijven. Helaas zijn de prijzen ook aangepast aan de Finse budgetten en zit er niets anders op dan alternatief vervoer zoeken.
Het busstation lijkt een goede optie. Het verkooppunt is inmiddels gesloten, maar bij de chauffeur is ook een plaatsbewijs te koop. Er staan veel mensen te wachten op de bus naar Tallinn, maar niemand lijkt precies te weten hoe laat deze komt en of deze überhaupt wel komt. De uren verstrijken en een deel van de groep luidt de nacht in door nog snel wat liters bier en wodka te halen.
Pas rond 5 uur in de ochtend verschijnt er een bus. De chauffeur wisselt nog snel met zijn collega, die zo te ruiken zijn roes heeft uitgeslapen. Onderweg naar Tallinn worden we getrakteerd op een prachtige zonsopkomst. Binnen anderhalf uur zijn we terug in het hostel, dat is een uur en een kwartier sneller dan met de trein.