Na een, voor mij, heerlijke treinreis naar Spanje, stappen we in de vroege ochtend uit in Irún. Een kleine stad die praktisch tegen Frankrijk is aan gebouwd. Vanaf hier is het gokken. Waar zullen we ’s avonds eindigen; hebben we wel een slaapplek? Vooralsnog hebben we ons hoofddoel nog niet bereikt en zullen we nog een stuk verder moeten reizen. In Irún stappen we over op een trein die ons dichter bij Portugal moet brengen.
Met al onze bagage, die we netjes in de bagagewagon plaatsen, nemen we plaats in een, voor ons, hypermoderne trein. De airco is geweldig en ook de stoelen zijn bijzonder goed. We maken ons op voor een lange treinreis richting het zuiden.
Maar dan is daar ineens de grote boze conducteur. Minachtend kijkt hij naar onze interrailkaarten. Hij schudt kordaat “nee”. Even denken we nog dat we het verplichte reisschema in hadden moeten vullen, en dat we daar nu op gepakt worden. Maar niets is minder waar, ons treinkaartje is niet geldig op deze trein en we moeten op het volgende station uitstappen. We krijgen nog net gelegenheid om onze bagage op te halen, alvorens wij in Zumarraga op het perron worden achtergelaten.
Nog beduusd van wat ons zojuist is overkomen, zoeken we naar de volgende trein. Het treinstation, met slechts 4 sporen, heeft niet heel veel aanbod, waardoor we nog enkele uren vastzitten in het dorpje dat niet veel meer telt dan wat bergen, een station en een café.
Na een hoop cola, want dat was het enige dat het personeel van het café verstond, staan we enkele uren later weer op het perron. De spoorindeling in Spanje is afwijkend van die van Nederland. Zo liggen de sporen 1 en 3 langs één eilandperron, evenals 2 en 4. Dit hadden we gelukkig op tijd door, zodat we nog net op tijd op het juiste perron stonden en in de juiste trein konden stappen.