Inmiddels hebben we het vermoeden dat we niet meer alleen zijn. In het trappenhuis, dat een enorme klankkast blijkt te zijn, is goed te horen dat we te maken hebben met een andere groep. We horen meerdere stemmen en veel voetstappen.
We besluiten door te gaan met onze ontdekkingstocht en gaan naar de derde etage. Ook hier treffen we veel kamers waar ooit bedden hebben gestaan. Op die etage vinden we, buiten aan de gevel, een trap, die ons naar het dak leidt. Het dak is spekglad door de vorst die vroeg heeft ingezet. Met enige voorzichtigheid komen we aan bij het frame waar ooit de letters die de naam van de verzekeraar vormden aan gemonteerd zaten.
Na het avontuur op het dak begeven wij ons naar beneden. We willen echter wel weten die de mensen zijn die zich ook in het gebouw bevinden. De auto had immers een Belgisch kenteken, maar was niet van de politie. Een beveiligingsbedrijf zou ook nog goed kunnen. Stiekem was dat de motivatie om naar het dak te gaan; daar zouden ze ons niet zo gemakkelijk kunnen vinden.
Op de eerste etage horen we de stemmen het hardst. We nemen een risico en gaan de confrontatie aan. Het zouden immers ook drugsgebruikers of –dealers kunnen zijn die uit het zicht willen gebruiken of een transactie willen voltooien. Terwijl we de stemmen naderen neemt de spanning toe.
Het blijkt te gaan om een ietwat foute fotograaf met een wat schaars gekleed meisje. We kunnen opgelucht ademhalen. De dame lijkt meerderjarig, dus verdere actie is niet nodig. Met een gerust hart zakken we af naar de kelder.