Het gerucht dat het beeld vernietigd zou worden, was inmiddels als een lopend vuurtje rondgegaan en bereikte hierdoor de Russische minderheid in Estland behoorlijk snel. Een demonstratie was het gevolg, georganiseerd door “Night Watch”.
“Night Watch” is een groep activisten, bestaande uit etnische Russen woonachtig in Estland. Zij spreken vaak uit tegen Estse politici en schuwen onwaarheden niet. Deze teksten worden vaak snel door Russische media overgenomen. De groep zegt gesteund te worden door het Russische ministerie van Buitenlandse Zaken.
In de vroege ochtend van 26 april 2007 begonnen de werkzaamheden. Rondom het beeld werd een grote tent geplaatst en begonnen de opgravingen. Om de tent te beveiligen, was een grote groep politieagenten opgeroepen. Rondom deze plek vond het eerste incident in een reeks van vele plaats. Drie leden van de groep “Night Watch” (Öine vahtkond), werden van de plek weggestuurd, maar weigerden te vertrekken. Omdat zij zich opsloten in hun eigen auto’s, was de politie genoodzaakt gepast geweld te gebruiken, hierbij viel een gewonde.
De activisten gebruikten dit incident om het gerucht te verspreiden dat de verplaatsing van het beeld in volle gang was. Een leugen, maar wel een met grote gevolgen. Nog voor het middaguur was de witte tent omsingeld door ruim 1000 demonstranten. De sfeer werd naar mate de dag vorderde steeds grimmiger. ’s Avonds begonnen de demonstranten te gooien met stenen en lege flessen. Na 9 uur ’s avonds braken de eerste rellen uit. In de daaropvolgende nacht volgde een spoedvergadering waarin besloten werd om het beeld onmiddellijk te verplaatsen. Dit gebeurde uiteindelijk in de vroege ochtend van 27 april 2007. Het dringende advies kwam van de veiligheidsdiensten. Het beeld werd op een geheime locatie opgeslagen.
Maar dit was niet het enige dat gebeurde. Ook elders in de stad was het onrustig. Auto’s en straatmeubilair moesten het ontgelden, en ook etalages werden niet gespaard. Demonstranten plunderden diverse winkels en schuwden een confrontatie met de politie niet. Na een roerige nacht had de politie 300 arrestaties verricht. Door deze grote hoeveelheid arrestanten moest zelfs een deel van een haventerminal omgebouwd worden tot provisorische arrestantencomplex.
Een dag later vonden weer rellen plaats in Tallinn, maar ook daarbuiten. Met name in de stad Jõhvi, waar een grote Russischtalige gemeenschap woont, ging het mis. Diverse winkels en huizen werden geplunderd en vernield. Volgens veel Esten was de enorme alcoholconsumptie van de vandalen oorzaak van dit geweld. Ook het stadsbestuur van Tallinn had dit vermoeden, en legde een dag eerder al de verkoop van alcohol aan banden.
In de twee dagen erna lukte het de Estse politie om de rust te laten wederkeren. Om het zekere voor het onzekere te nemen, riep de politie vrijwilligers op om te komen helpen. Ruim 700 mensen meldden zich aan voor een training, hun inzet bleek uiteindelijk niet nodig. In de dagen erna volgden nog wat kleine protesten, die weinig effect hadden. Zo probeerde een kleine actiegroep het verkeer in Tallinn te ontwrichten door langzaam te rijden.
Ook buiten Estland gebeurde genoeg.