De laatste dag stond in het teken van opruimen en schoonmaken. Zoveel mogelijk in oude staat. Niks was gesloopt, dus dat viel wel mee. Het opruimen was een intensief klusje, maar niks vergeleken met de wandeltocht terug naar Tegelen. In die week was er niks veranderd, dus ook terug was het 8,2 km. Met de fiets ging het prima, door de aardappelvelden ging het nog beter. De pont op ging ook zeer gesmeerd. Met alle bagage ben je toch een stukje zwaarder en daardoor versnel je iets sneller, en ben je eerder beneden. In tegenstelling tot het naar boven rijden. Na een geweldige duw-actie (nog steeds bedankt daarvoor!) belandde ik in de berm in een straat in Steijn. Om het nog beschamender te maken grensden aan die straat twee terrasjes en stonden twee meisjes erg dichtbij mijn punt van botsen.
Ook aan de NS was weinig veranderd, of juist veel; de trein reed en was nog op tijd ook. Vanuit Tegelen, via Roermond naar Utrecht. Wederom was de klim in Tegelen een krappe, want de liften zijn daar echt niet gebouwd op fietsers met bagage. Ook in Roermond was het een bijzondere manouvre. Daar presteerde een dame op leeftijd het om, met reiskoffer, zich nog bij mij in de lift te proppen. Tot overmaat van ramp kwam er een “vroeger”-verhaal uit. Het hele verhaal kon door de snelheid van de lift nog geen minuut geduurd hebben, maar het was lang genoeg om te begrijpen dat: zij ook een fiets had, haar dochter in Rotterdam studeerde, dat haar dochter ook een fiets had, dat die fiets wel eens gestolen was, dat zij een nieuwe fiets bracht; met de trein en tot slot dat zij Roermond een mooie stad vond.
Na ruim 2 uur weer terug in The Big City. Het fietsverkeer was wel even wennen, evenals de vele auto’s en het lawaai van Utrecht. Mijn fiets had het volgehouden, zelfs de terugrit die ik nogal wild reed.