Vandaag, 20 augustus, viert Estland het herstel van de onafhankelijkheid van Rusland. De herwonnen onafhankelijkheid werd in 1991 bekrachtigd, na een geweldloze strijd die in zowel Estland, Letland en Litouwen plaatsvond.
De nieuwe strijd naar onafhankelijkheid begon eind jaren ’80 toen de beweging Rahvarinne steeds meer aanhang kreeg. De grootste en indrukwekkendste demonstratie die de beweging organiseerde was in samenwerking met de Letse en Litouwse zusterbewegingen, respectievelijk Tautas Fronte en Sąjūdis . Op 23 augustus 1989 vormden 2 miljoen mensen een keten tussen de drie hoofdsteden van de Baltische staten, Tallinn, Riga en Vilnius. Deze Balti kett (Baltische keten), demonstreerden zij tegen het Molotov-Ribbentroppact dat feitelijk de annexatie door Rusland mogelijk maakte en die dag 50 jaar geleden werd getekend.
In mei 1990 kwam de Estse onafhankelijkheid dichterbij nadat de eerste gekozen Oppersovjet van Estland een verklaring aannam waarin een overgangstijd werd aangekondigd totdat de onafhankelijkheid weer volledig was hersteld. Het plan werd door het grootste gedeelte van de Esten goed ontvangen, kritiek kwam er van de Russische minderheid in het land. Ook in Moskou werd negatief gereageerd, maar dat weerhield de Esten er niet van om voorzichtig steeds meer bevoegdheden over te hevelen van Moskou naar Tallinn. Voorzichtigheid was destijds geboden, want in het land was nog altijd een Sovjetlegermacht aanwezig.
Toen op 20 augustus 1991 in Moskou een staatsgreep plaatsvond, maakten de Esten daar handig gebruik van. Op het moment dat een aantal leden van de regering de macht van Gorbatsjov poogden over te nemen omdat zij het niet eens waren met zijn hervormingsplannen. Onderdeel van die plannen was dat zogenaamde deelrepublieken meer autonomie zouden krijgen en bij een nieuw te vormen Gemenebest van Onafhankelijke Staten zouden voegen.
De Esten riepen op dat moment – opnieuw – de onafhankelijkheid uit door een resolutie aan te nemen die de onafhankelijkheid herstelde. Het Sovjetleger, dat aanvankelijk wilde ingrijpen, zag na tussenkomst van premier Edgar Savisaar hiervan af. Het duurde uiteindelijk nog tot 31 augustus 1994 voordat de laatste Russische militairen het land verlieten. Hieraan gingen moeizame onderhandelingen vooraf.
Kort na de onafhankelijkheid in 1991 kreeg de Estse economie het zwaar te verduren. In de winter die volgde kreeg het land te maken met een energiecrisis. Om de economie te stabiliseren voerde Estland in de zomer van 1992 de Estse Kroon als munteenheid in en werd na een referendum een grondwet aangenomen. Datzelfde jaar werden er ook verkiezingen uitgeschreven voor de Riigikogu die een centrumrechtse coalitie opleverde. Onder leiding van premier Mart Laar werden stevige economische hervormingen doorgevoerd. De plannen leken te werken, want in 1994 begon de economie zich langzaamaan te herstellen. Het herstel heeft zich sindsdien voortgezet, mede doordat opvolgende regeringen eenzelfde economisch beleid hebben gevoerd.
In de jaren erna heeft Estland zich geprofileerd als digitaal land. Veel overheidsdiensten worden digitaal geregeld en veel bedrijven en overheden proberen papierloos te werken. Tegelijkertijd heeft Estland een duidelijke keuze gemaakt door zich te richten op het westen. Het land trad in 2004 toe tot de NAVO en de Europese Unie. In 2007 tekende Estland het Verdrag van Schengen. In 2011 voerde Estland de euro in, als eerste van de Baltische staten.