Vanaf de grensovergang met Estland, gelegen op een provinciale weg, rijden we door Ainaži naar de andere kant van deze kleine stad, waarvan we nog steeds niet weten of het eigenlijk stiekem een dorp is.
Zoals gebruikelijk lijkt in elke grensstad in Letland, komen we ook weer een SuperAlko tegen. We rijden de enige grote straat helemaal uit, totdat we bij de oprit van de A1 komen. Bij deze oprit zit ook een tankstation en een Hesburger, aldus Google Maps dat het enigszins weer een beetje lijkt te doen.
Bij aankomst is het een kleine deceptie. Deze Hesburger is blijkbaar een franchiseonderneming. In principe geen probleem, maar de eigenaren van het pand, hebben besloten om hun eigen restaurant vanuit dezelfde keuken te blijven runnen. Het is een bijzonder gezicht, want er hangen twee menu’s en de bestelpalen staan werkeloos in een hoek. We hebben niet het idee dat die ooit aangesloten zullen worden.
Wat ook opvalt is dat in tegenstelling tot de grensstreken in Nederland, hier weinig taaluitwisseling is. De caissières net over de grens in Letland spreken geen woord Ests. Niet dat dit moet, maar het valt wel op. In de oostelijke grenssteden in Nederland en Duitsland kan je respectievelijk met Duits en Nederlands terecht.
Noodgedwongen houden we hier een korte pauze en bestellen we ijsjes. Een simpele bestelling mondt uit in een bijzonder tafereel. Van de drie ijsjes die we bestellen, gaat het slechts bij één goed. We gaan de discussie niet aan, want de caissière spreekt amper Engels en geen Ests, en wij geen Lets.
Voordat we vanuit Ainaži terugrijden naar Tallinn, maken we dankbaar gebruik van het toilet. Al is dat makkelijker gezegd dan gedaan. De bordjes wijzen naar één deur, die gelukkig niet vergrendeld was. Maar tot mijn grote verbazing was dit toilet toch bezet. Ietwat geschokt, zoek ik verder naar een ander toilet. Tot mijn vreugd is er nog een ruimte met toiletten. Tot mijn schrik zit ook daar iemand op, zonder de deur te vergrendelen.
Ik geef het op en sla mijn toiletbezoek over.