De president van Estland, Alar Karis, heeft zijn handtekening gezet onder een wet die de grondwet aanpast. Het gaat om het stemrecht van derdelanders tijdens lokale verkiezingen.
De wetswijziging houdt in dat personen woonachtig in Estland, maar zonder de Estse of andere EU-nationaliteit, niet meer mogen stemmen tijdens lokale verkiezingen. De regering maakt voor houders van een grijs paspoort een uitzondering. Deze personen wonen wel in Estland, maar hebben geen Estse nationaliteit. Tijdens de lokale verkiezingen van dit jaar, mogen zij nog stemmen. Op deze manier hoopt de Estse regering hen aan te sporen om de Estse nationaliteit aan te vragen, zodat ze in 2029 zonder problemen kunnen stemmen.
De leden van de Riigikogu stemden bijna unaniem voor dit wetsvoorstel. Van de 101 leden stemden 93 voor en 7 tegen. Eén lid onthield zich van stemming. De reden om de wet te wijzigen, heeft te maken met de nationale veiligheid. Volgens experts is er een kans dat het mee laten stemmen van Russen en Belarussen een veiligheidsrisico met zich mee brengt. Door de grondwet aan te passen, verliezen zij hun kiesrecht.
Alar Karis plaatste wel een belangrijke kanttekening bij de wet. Zo is het belangrijk dat er geen tweedeling in de samenleving ontstaat. Ook moeten de personen die nu niet meer mogen stemmen, zich niet buitengesloten gaan voelen. Daarnaast wil Karis expliciet vermelden dat niet iedereen die nu geen stemrecht meer heeft, ook een gevaar voor de Estse samenleving vormt. Volgens Karis hadden de regeringspartijen vooraf beter moeten onderzoeken wat de gevolgen van de wetswijziging zouden zijn. Normaal gesproken wordt een wetsvoorstel teruggestuurd naar de Riigikogu. Maar Karis is zich bewust van het belang voor de nationale veiligheid. De wet terugsturen zou onnodig vertraging opleveren.
Deze aanpassing heeft geen invloed op de regels rondom de landelijke verkiezingen, voor de Riigikogu. Tijdens deze verkiezingen mogen enkel mensen met een Estse nationaliteit stemmen.