De verkiezingen, die in april 1919 werden gehouden, hadden tot gevolg dat diverse hervormingen werden doorgevoerd die van invloed waren op de republiek. De grondwet en de herverdeling van grond waren de grootste veranderingen. Tegelijkertijd met de invoering van deze wetten werd ook de Riigikogu, het Ests parlement, geïnstalleerd, welke veel macht kreeg na de invoering van de grondwet.
In de jaren die volgden vonden veel veranderingen plaats. Door het onteigenen van de Duits-Baltische adel werd het grootgrondbezit teruggedrongen. De adellijke families werden veelal ook hun landhuizen uitgezet. Deze huizen kregen in veel gevallen een publieke functie. De vergoedingen die zij vanuit de staat kregen waren in veel gevallen zeer gering, wat veel families deed besluiten terug te keren naar Duitsland. De grond werd verdeeld onder de Esten om bedrijven te stichten. Dit alles om de communistische ideologieën onder de bevolking terug te dringen.
De landbouwhervorming was een groot succes. De productie oversteeg alle verwachtingen; Estland kon veel voedselproductie exporteren naar West-Europa. De havenindustrie kreeg het zwaarder te verduren. De grote scheepswerven boden genoeg capaciteit voor de gehele regio, maar die landen, met name de Sovjet-Unie, namen niks af. De economie kreeg vervolgens nog een impuls. De huidige valuta, de Estse Marka, werd vervangen door de Estse Kroon, welke gekoppeld was aan de goudprijs. Dit zorgde voor een bepaalde mate van stabiliteit in de economie.