De laatste dag van de vakantie is aangebroken. Een dag die in het teken staat van inpakken en het appartement kuisen. Een flinke klus. Ook is dit de dag om de laatste boodschappen te doen en tegelijkertijd de lege flessen in te leveren.
Het inleveren van de lege flessen is altijd een feest. In Estland zit op vrijwel alles statiegeld; grote flessen en kleine flesjes van glas of plastic en blikjes, het is allemaal in te leveren. Bij sommige apparaten kan je zelfs verpakkingen inleveren waar geen statiegeld op zit, zodoende komen ze wel in het recyclingsproces terecht; handig als je per ongeluk een Nederlands flesje meeneemt. Omdat de automaat, gesitueerd op het dak van een parkeergarage, niet goed meewerkt, hebben we drie pogingen nodig om alle items in te leveren. De score dit jaar: 175 items; goed voor €17,50. Genoeg voor de taxi een dag later.
Na deze inleveractie volgt de zoektocht naar een grote fles kersensiroop. Het merk dat enkel kleine flesjes produceerde, heeft besloten om ook grote flessen op de markt te brengen. Echter zijn ze niet bij alle supermarkten te verkrijgen. Het wordt uiteindelijk een flinke tocht met de tram dwars door Tallinn om deze flessen te bemachtigen. Pas bij de laatste supermarkt, op steenworp afstand van de luchthaven, tref ik twee kleine flessen aan. Die neem ik voor de zekerheid maar mee, net als een “täidesega pikuke”, een gevuld broodje, dat al zeker 15 jaar in het assortiment van de Selver zit.
Vanaf winkelcentrum T1 pak ik de tram terug naar het appartement. Terwijl de bestuurder van de tram zeker 4 ernstige aanrijdingen weet te voorkomen, probeer ik in de tram alle hoestende en proestende mensen te ontwijken. Een lastige opgave, maar wel een belangrijke; gezien het afwijkende standpunt van de GGD en de Nederlandse overheid.