Ironisch gezien is het verplichten van het Russisch het startsein geweest van het Ests zelfbewustzijn en nationalisme. Duits was niet langer de enige voertaal op scholen en universiteiten. Russisch kwam erbij, en dat opende de deur naar het Ests. Daarnaast beperkte deze politiek de culturele macht van de Duitstalige adel. De universiteit van Tartu was de eerste waar men zich actief bezig begon te houden met het Ests en het nationalisme.
Dit leidde ertoe dat in 1869 het eerste Estse Zang- en Dansfestival werd georganiseerd. Dit fenomeen is in de jaren erna uitgegroeid tot symbool voor de Estse identiteit en zou een rode draad gaan vormen in de onafhankelijkheidstrijd van Estland.
Niet alleen het nationalisme groeide, ook de industrialisatie was op gang gekomen. Hierdoor trokken veel Esten naar de grote steden op zoek naar werk. Steden als Tallinn en Tartu groeiden snel. Men werd ondertussen ook steeds meer bewust van de eigen cultuur. Dit leidde tot spanningen tussen de adel en de Esten, die tot uitbarsting kwamen in 1905. Tijdens deze revolutie werden onder andere landhuizen van de adel platgebrand.
Dit tot grote schrik van het tsaristisch bewind, zij zagen immers hun bondgenoten aangevallen worden. Om de vrede te bewaren werden concessies gedaan. Gekozen Estse politici mochten plaatsnemen in de doema, Ests mocht als tweede taal op scholen gegeven worden, en even belangrijk, het bestuur van de grootste stad, Tallinn, kwam in 1910 handen van de Esten. Niet zonder slag of stoot, de Baltisch-Duitse adel heeft zich hier danig tegen verzet.
Om dit heugelijke feit te vieren is drie jaar later het Estonia-theater gebouwd, geheel gefinancierd met donaties van de Estse bevolking.